Prof. Dr. Jaap Swierenga, die in 1977 op te vroege leeftijd overleed, was in vele opzichten een bijzonder mens. De vorderingen, sinds de tweede wereldoorlog in Nederland gemaakt op het gebied van diagnostiek en behandeling van longziekten, zijn mede aan hem te danken. Hij was een onvermoeibaar werker, een vaderlijk arts, die zijn patiënten vertrouwen inboezemde, een ware collega en inspirerend leider van het longteam in het Utrechtse St. Antonius Ziekenhuis.

Swierenga was een geboren Drent, die opgroeide en studeerde in Groningen. Als noorderling was hij een verwoed schaatser. Ook voetbal trok hem aan, jarenlang speelde hij bij Be Quick. Aanvankelijk wilde hij gynaecoloog worden. Het toeval deed hem evenwel na zijn artsexamen voor een korte periode als assistent in het Bilthovense Sanatorium Berg en Bosch belanden. Hij raakte onder de indruk van wat daar onder de bezielende leiding van de directeur Dr. W. Bronkhorst gebeurde en besloot zich verder aan de longziekten te wijden.

Jaap Swierenga werd longarts en maakte deel uit van de door Bronkhorst opgeleide groep, die na de oorlog een belangrijk aandeel had in de verbreiding van nieuwe inzichten in de opsporing en behandeling van longziekten in de breedste zin van het woord.

Vele jaren geleden was de Utrechtse keel-, neus- en oorarts Dr. C. R. J. Versteegh tot de overtuiging gekomen, dat alleen door hechte samenwerking tussen verschillende specialismen een betere opsporing en genezing van longziekten mogelijk moest worden. Op zijn initiatief kwam in 1943 in het St. Antonius Ziekenhuis het eerste Nederlandse longteam tot stand. Daarvan waren, behalve hijzelf, ook de chirurg Klinkenbergh, de röntgenoloog Öfner en de longarts Bronkhorst lid. Deze laatste was tevens directeur van Berg en Bosch.